Als je Van Goghs schilderij Het Gele Huis bekijkt, vraag je je misschien wel af wat die hopen zand daar doen. Ze liggen onderaan langs de Place Lamartine, het plein voor het Gele Huis, en verder langs de avenue de Montmajour richting het spoorwegviaduct in de achtergrond.

Vincent van Gogh, Het Gele Huis (‘De straat’), Arles, 27-29 september 1888, olieverf op doek, 71,3 × 91 cm, Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh zelf schreef er in zijn brieven helemaal niets over en ook in de literatuur over dit werk wordt er niet vaak naar verwezen. In 2000 werd gesuggereerd dat het wellicht te maken had met werkzaamheden aan de gasleiding, omdat Van Gogh (gas)licht in het Gele Huis wilde installeren.
Tijdens het onderzoek voor de nieuwe bestandscatalogus Paintings 3: Arles, Saint-Rémy, Auvers-sur-Oise van het Van Gogh Museum werd echter met behulp van een historisch ansichtkaartje een heel andere, meer bevredigende verklaring gevonden.
Een van de eersten die zich over de hopen zand het hoofd brak, was de kunstenaar Julian Trevelyan (1910-1988). Hij schreef in 1948 bewonderend over Van Goghs schilderij en had het over ‘piles of earth from the road excavations’, maar liet verder in het midden wat de aard van deze werkzaamheden eventueel zou kunnen zijn.
Van Gogh-onderzoeker Ronald Pickvance dacht in zijn tentoonstellingscatalogus Van Gogh in Arles uit 1984 dat de ‘mounds of earth’ wellicht hopen ‘cut grass’ waren, maar dit lijkt niet echt geloofwaardig.
Ging het om aanleg van gaslicht?
In de catalogus Licht! Het industriële tijdperk 1750-1900, die verscheen bij de gelijknamige tentoonstelling in het Van Gogh Museum in 2000, werd eigenlijk voor het eerst een serieuze hypothese gepresenteerd.
Met het oog op de komst van zijn kunstenaarsvriend Paul Gauguin naar Arles liet Van Gogh gaslicht aanleggen in het Gele Huis, zodat zij ook ’s avonds konden werken. De hopen zand zouden dan de stille getuigen zijn van de daarmee verbonden werkzaamheden.
Een slimme suggestie die ook beklijfde, maar klopt die wel? Uit Van Goghs correspondentie blijkt namelijk dat de installatie van het gas pas plaatsvond toen hij zeker wist wanneer Gauguin naar Arles zou komen en op dat moment had hij zijn schilderij al voltooid…
Van Gogh schilderde Het Gele Huis op 27-29 september 1888. Gauguin had hem lange tijd in het ongewisse gelaten over zijn komst en omstreeks 10 oktober laten weten eind van die maand echt naar Arles af te zullen reizen. Hij had tevens voorgesteld om dan in de avonden ontwerpen voor litho’s te tekenen.
Van Gogh was blij dat hem nu nog wat tijd restte en wilde ‘des te meer proberen alles goed in orde en klaar te hebben om hem te ontvangen op de dag dat hij komt’, zo schreef hij aan zijn broer Theo (brief 701, Van Goghs nadruk).
Onder de voorbereidingen viel ook het installeren van gas, zodat ze ’s avonds zouden kunnen werken. Hij vroeg Theo om wat extra geld – de installatiekosten bedroegen 25 francs – en op 17 en 21 oktober liet hij respectievelijk Gauguin en Theo weten dat het atelier en de keuken waren aangesloten [brief 706 en brief 709].
Detail van Het Gele Huis, met links de straatlantaarn
Arles al voorzien van straatverlichting
Waarschijnlijk hoefde de straat hiervoor overigens helemaal niet over grote afstand opengebroken te worden en ging het vooral om werk binnenshuis, want tussen 1849 en 1881 waren de hoofdleidingen al gelegd en was heel Arles van openbare gasverlichting voorzien, zoals op het schilderij ook is te zien aan de lantaarnpaal op de hoek van het plein en de gevellantaarn iets verderop bij het terras langs de straat.
De cafés rond het plein hadden binnen (ook) gasverlichting, waaronder het nachtcafé van Joseph Ginoux waar Van Gogh een kamer huurde voordat hij in het Gele Huis ging wonen. Opvallend is bovendien dat er op het schilderij wel hopen zand zichtbaar zijn, maar geen uitgegraven sleuf die je in verband met gasleidingwerkzaamheden toch zou verwachten.
Fig. 1: Arles, Ingang van de stad, Porte de la Cavalerie, 1902-1903. Ansichtkaart, particuliere collectie.
Ansichtkaart biedt inzicht
Een ansichtkaart uit 1902-1903 verschaft meer duidelijkheid over welke arbeid er in 1888 wel werd uitgevoerd (fig. 1). Op die foto is de tegenover het Gele Huis gelegen Porte de la Cavalerie te zien, de noordelijke toegangspoort van Arles.
Midden op straat staat een man met een schop aan het eind van een parallel aan het trottoir uitgestrekte hoop zand, die sterk doet denken aan die op het schilderij. Hier is de stadsreiniging actief met het opruimen van de uitwerpselen van het dagelijkse vee-verkeer (vooral paarden) op straat; op de voorgrond zijn die dierlijke uitwerpselen het duidelijkst zichtbaar.
Direct achter de man, die zo te zien even pauzeert, is de straat reeds gereinigd en geëgaliseerd met een nieuwe toplaag van het zand dat de dunne ontlasting en urine van de passerende beestenboel moest absorberen.
Zandlaag op drukke wegen
Van Goghs schilderij Het Gele Huis met zijn vergelijkbare zandhopen is dus een stille getuige van het schoonmaken van de avenue de Montmajour, de belangrijke noordelijke verkeersader van de stad.
De meeste straten in en aan de rand van Arles waren omstreeks 1865 geplaveid met caladoun, kleine typisch Provençaalse op maat gehakte natuurstenen. Het was daarbij tot in het begin van de 20ste eeuw gebruikelijk om vooral drukke wegen van een zandlaag te voorzien die eens in de zoveel tijd werd gereinigd en ververst. Ook aangestampte zandwegen kregen die behandeling, een gebruik dat met de opkomst van het moderne verkeer geheel is uitgestorven.
In het verre verleden zal menigeen die hopen zand direct hebben herkend als een vanzelfsprekendheid (die juist daardoor altijd onbenoemd is gebleven), maar volgende generaties niet meer. Als je er gewapend met deze kennis op gaat letten, kom je die van een zandlaag voorziene straatwegen vaker op oude ansichtkaarten tegen, met en zonder drollen, zoals een andere uit Arles waarop ook het Gele Huis is te zien (fig. 2).
Een kaartje van de straat voor de Auberge Ravoux in Auvers-sur-Oise uit circa 1905 toont een betrekkelijk verse zandlaag – met duidelijke karrensporen en (nog) weinig uitwerpselen – waar langs de randen de straatstenen van het onderliggende wegdek nog juist herkenbaar zijn (figs. 3 en 4).
Fig. 2: Het Gele Huis en de avenue Montmajour, ca. 1905. Ansichtkaart, particuliere collectie.
Fig. 3: Auvers-sur-Oise – La rue de la Gare, ca. 1905. Ansichtkaart, particuliere collectie.
Fig. 4: Detail straatrand van la rue de la Gare
Een aardig terzijde is dat de gemeente Arles in augustus 1888 tot het besluit kwam het schoonvegen van de straten en het reinigen van sloten en openbare toiletten (‘balayage et vidange’) uit te besteden aan een nieuw bedrijf.
In het lokale weekblad L’Homme de Bronze werd hiervan verslag gedaan. Het bestek van de aanbesteding van de ‘Compagnie Générale des vidanges de Marseille’ werd unaniem door de gemeenteraad aangenomen. Een van de voorwaarden was wel dat de stad zich verplichtte ‘een opslagplaats voor fecaliën en veegafval’ ter beschikking te stellen. Burgermeester Jacques Tardieu kreeg de vrije hand het verder te regelen en zo zijn wij als beschouwers van Van Goghs schilderij ooggetuigen van de vroegste activiteiten van deze Compagnie.
Teio Meedendorp
Onderzoeker Van Gogh Museum
Literatuur
Briefnummers verwijzen naar: Leo Jansen, Hans Luijten, Nienke Bakker (red.), Vincent van Gogh – De brieven, Amsterdam/Den Haag/Brussel 2009 (www.vangoghletters.org)
Archieven: Archives nationales, 136 AQ, Société diverses filiales de Gaz de France, E (La Compagnie du Gaz d’Arles), en Les Archives communales d’Arles, brief aan Van Gogh Museum, 4 november 1997.
Andreas Blühm, Louise Lippincott, Licht! Het industriële tijdperk 1750-1900: kunst, wetenschap, technologie & samenleving, tent.cat. Amsterdam (Van Gogh Museum), Pittsburgh (Carnegie Museum of Art), 2000, p. 202.
Ronald Pickvance, Van Gogh in Arles, tent.cat. New York (The Metropolitan Museum of Art), 1984, p. 76.
Jean-Maurice Rouquette, Paul Allard, e.a., Arles : histoires, territoires et cultures, Parijs 2008, pp. 867, 932.
Julian Trevelyan, ‘Van Gogh’s ‘The Yellow House’, II - The Picture’, The Listener, 8 januari 1948, p. 59.
Annie Tuloup-Smith, Rues d’Arles. Qui êtes-vous ?, Amis du Vieil Arles 2003, p. 13.
L’Homme de Bronze - Journal de l’arrondissement d’Arles, nr. 467, 25 september 1888, p. 2 – verslag gemeenteraadsvergadering 18 augustus 1888.
Het Musée de la Camargue onderschrijft de identificatie (mailwisseling van de auteur met conservator Estelle Rouquette, 21 augustus 2019).