Geschiedenis
Het Van Gogh Museum is ontstaan door een uniek contract tussen de erfgenamen van Vincent van Gogh en de Nederlandse staat. Na de dood van Vincent van Gogh bleef een groot gedeelte van zijn kunst bewaard binnen de familie, maar die was bang dat de collectie op termijn uit elkaar zou vallen. In 1962 kwamen de familie en de overheid tot een bijzondere oplossing. De familie droeg de volledige collectie – ruim 200 schilderijen, vijfhonderd tekeningen, achthonderd brieven plus andere kunst die de familie door de jaren heen had verzameld – over aan de speciaal daarvoor opgerichte Vincent van Gogh Stichting.
In ruil daarvoor verplichtte de Nederlandse staat zich aan het bouwen en exploiteren van een museum waardoor de collectie permanent, publiek toegankelijk en materieel bewaard zou blijven, “als ware die eigen goed”. Dus dat kwam er in de praktijk op neer dat de Staat de verantwoordelijkheid op zich nam voor het beschikbaar stellen van voldoende middelen – dat noemen we tegenwoordig subsidie – voor het bouwen en in stand houden van een museum.
De architectuur van het Van Gogh Museum kent een gevarieerde geschiedenis. Het hoofdgebouw werd ontworpen door Gerrit Rietveld en werd geopend in 1973. De tentoonstellingsvleugel, van de architect Kisho Kurokawa, werd opgeleverd in 1999. Naast deze twee architecten hebben diverse andere ontwerpers een bijdrage geleverd aan het her- of verbouwen het pand. In het voorjaar van 2014 is gestart met de bouw van een nieuwe entree aan het Museumplein.