Aan Theo van Gogh
Waarde Theo,
Ter gelegenheid van de eerste mei wens ik je een niet al te slecht jaar toe en vooral gezondheid.
Wat zou ik graag willen dat ik lichaamskracht aan jou kon overdoen, ik heb het gevoel dat ik er momenteel te veel van heb. Wat niet wegneemt dat mijn hoofd nog helemaal niet is wat het zou moeten zijn.
Wat had Delacroix gelijk, die zich alleen met brood en wijn voedde en die erin geslaagd is een levenswijze te vinden die in harmonie was met zijn beroep. Maar altijd blijft die rampzalige geldkwestie – Delacroix leefde van zijn rente. Corot ook.
En Millet – Millet was boer en zoon van een boer. Je zult wellicht met enige belangstelling het artikel lezen dat ik heb uitgeknipt uit een Marseillaanse krant, want daarin bespeur je Monticelli en ik vind de beschrijving van het schilderij, voorstellende een hoek van een kerkhof, zeer interessant. Maar helaas, dat is een ander, altijd weer jammerlijk verhaal.
Wat is het een trieste gedachte dat een schilder die, zij het maar half, succes heeft, op zijn beurt een half dozijn kunstenaars, nog meer mislukt dan hijzelf, meesleept.
Maar denk aan Pangloss, denk aan Bouvard en Pécuchet, ik weet het, dan wordt zelfs dat duidelijk, maar die mensen kennen wellicht Pangloss niet ofwel je vergeet, in de fatale greep van ware wanhoop en groot verdriet, alles wat je erover weet.
En trouwens, onder het mom van optimisme komen we opnieuw uit bij een religie die voor mijn gevoel de laatste uitloper is van een soort boeddhisme. Dat kan geen kwaad, integendeel, zo je wilt.
Ik vind het artikel over Monet in de Figaro niet erg goed. Wat was dat andere artikel in Le 19me siècle dan veel beter! Daarin zag je de schilderijen en hierin staan slechts banaliteiten die me melancholiek stemmen.
Vandaag ben ik bezig met het inpakken van een kist met schilderijen en studies.
Er is er een bij waar ik kranten overheen heb geplakt, die is aan het afbladderen – het is een van de beste en ik geloof dat je, wanneer je het bekijkt, duidelijker zult zien wat er had kunnen worden van mijn atelier dat ter ziele is gegaan. Deze studie en ook enkele andere zijn tijdens mijn ziekte aangetast door het vocht.
Het water van een overstroming was tot op enkele passen van het huis genaderd en toen ik thuiskwam, droop het water en de salpeter van de muren, temeer omdat er tijdens mijn afwezigheid in huis niet was gestookt.
Dat was een klap voor me: niet alleen het atelier ter ziele, maar zelfs de studies die een herinnering daaraan geweest zouden zijn, vernield; dat is zo definitief en mijn geestdrift om iets heel eenvoudigs maar duurzaams te stichten was zo sterk. Het was vechten tegen de bierkaai, of liever gezegd, het was gebrek aan karakter van mijn kant, want ik houd er ernstige schuldgevoelens aan over die moeilijk te omschrijven zijn. Ik denk dat dat de oorzaak was dat ik zo geschreeuwd heb tijdens de aanvallen, dat ik me wilde verdedigen en er niet meer in slaagde. Want het was niet voor mij, het was juist voor schilders, zoals die ongelukkige waar het in het ingesloten artikel over gaat, voor wie het atelier van nut had kunnen zijn.
Enfin, er zijn er meer geweest dan alleen wij, Bruyas heeft in Montpellier er een heel fortuin en een heel bestaan aan opgeofferd en zonder enig merkbaar resultaat.
Ja – een kille zaal van een gemeentemuseum waar je een gekweld gezicht kunt zien en heel wat mooie schilderijen, waar je zeker wel ontroerd raakt, maar helaas ontroerd zoals op een kerkhof.
Toch zul je niet gauw op een kerkhof rondlopen dat duidelijker het bestaan aantoont van die Espérance die Puvis de Chavannes heeft geschilderd.
Schilderijen verwelken als bloemen – zo hebben zelfs schilderijen van Delacroix schade geleden, de prachtige Daniël, Les odalisques (geheel in tegenstelling tot die in het Louvre was die in een gamma van enkel paars), maar wat ben ik onder de indruk geraakt van die schilderijen die daar hingen weg te kwijnen, ongetwijfeld slecht begrepen door het merendeel van de bezoekers dat komt kijken naar Courbet en Cabanel en Victor Giraud etc.
Wat zijn wij, schilders? Welnu, ik geloof dat Richepin vaak gelijk heeft, bijvoorbeeld als hij zich helemaal laat gaan en ze in zijn blasfemieën rechtstreeks naar het gekkenhuis verwijst.
Nu verzeker ik je echter dat ik geen enkel gasthuis ken waar ze mij voor niets zouden willen opnemen, zelfs als ik de kosten van het schilderen zelf zou betalen en al mijn werk aan het gasthuis zou laten.
En dat is wellicht, ik zeg niet een grote, maar enfin, wel een kleine onrechtvaardigheid. Ik zou me erbij neerleggen als ik zoiets vond. Als ik jouw vriendschap niet had, zouden ze me zonder wroeging de weg van de zelfmoord op sturen en hoe laf ik ook ben, uiteindelijk zou het met mij die kant opgaan. Dan is, zoals je hopelijk zult begrijpen, het moment aangebroken dat we ons mogen verzetten tegen de maatschappij en ons mogen verdedigen.
Je kunt er vrijwel zeker van zijn dat de kunstenaar uit Marseille die zelfmoord heeft gepleegd, dat helemaal niet heeft gedaan als gevolg van de absint, om de eenvoudige reden dat niemand het hem zal hebben aangeboden en hij niet genoeg geld zal hebben gehad om het te kopen. Trouwens, het zal niet alleen voor zijn genoegen zijn geweest dat hij dronk, want toen hij al ziek was, hield hij zich zo op de been.
Mijnheer Salles is in St.-Rémy geweest – ze willen me geen toestemming geven om buiten de inrichting te schilderen en me ook niet opnemen voor minder dan 100 francs.
Dat zijn dus heel slechte berichten. Als ik me eruit kon redden door voor 5 jaar bij het vreemdelingenlegioen te gaan, geloof ik dat ik dat liever zou doen.
Want enerzijds, als ik opgesloten zit zonder te werken zal ik nauwelijks genezen, anderzijds zouden ze ons een heel gekkenleven lang 100 francs per maand laten betalen.
Dat is kwalijk en wat wil je, laten we erover nadenken. Maar zouden ze me als soldaat willen hebben? Ik voel me erg moe door het gesprek met mijnheer Salles en ik weet niet goed wat ik moet doen. Ik heb Bernard aangeraden in dienst te gaan, is het dan zo verwonderlijk dat ik er zelf over denk om als soldaat naar Arabië te gaan?
Ik zeg dat voor het geval dat; je moet het me niet al te kwalijk nemen als ik erheen ga. De rest is zo vaag en zo vreemd. En je weet hoe twijfelachtig het is dat je ooit terugkrijgt wat het schilderen kost. Ik heb trouwens het gevoel dat ik het lichamelijk goed maak.
Als ik alleen onder toezicht kan werken! En binnen de inrichting – mijn God, is het dan wel de moeite waard om daar geld voor te betalen!
In de kazerne zou ik zeker evenveel en zelfs beter kunnen werken.
Enfin, ik denk erover na, doe jij hetzelfde, wel wetende dat alles altijd opperbest verloopt in de beste der werelden, dat is niet onmogelijk. Ik druk je heel stevig de hand.
t. à t.
Vincent
Dit is wat ik van de zending goed genoeg vind om op raam te worden gezet:
het nachtcafé
de groene wijngaard
de rode wijngaard
de slaapkamer
de voren
idem
portret van Boch
[portret van] Laval
[portret van] Gauguin
[portret van] Bernard
De Alyscamps (laan met graftombes)
idem
Park met grote coniferenstruik en oleanders
idem met ceder en geraniums
Zonnebloemen
bloemen: scabiosa’s etc.
idem: asters, goudsbloemen etc.
De kist bevat studies van Gauguin die van hem zijn; verder zijn twee schermmaskers en schermhandschoenen.
Als er plaats is in de kist, doe ik er ramen bij.