Aan Theo van Gogh

19 maart.


Waarde broer,


In je goede brief meende ik zoveel ingehouden broederlijke bezorgdheid te bespeuren dat ik het als mijn plicht beschouw mijn stilzwijgen te verbreken. Ik schrijf je bij mijn volle verstand en niet als een gek, maar als de broer die je kent. Hier volgt de waarheid: een aantal mensen hier hebben aan de burgemeester (ik geloof dat hij mijnheer Tardieu heet) een verzoekschrift gericht (met meer dan 80 handtekeningen), waarin ik word omschreven als een man die niet in vrijheid zou mogen leven of zoiets.

De commissaris van politie of de hoofdcommissaris heeft toen opdracht gegeven mij opnieuw op te sluiten.

Maar nu is het zo dat ik al weer dagen lang achter slot en grendel onder bewaking in de isoleercel opgesloten zit, zonder dat mijn schuld bewezen is of zelfs bewijsbaar zou zijn.

Het spreekt voor zich dat ik hier diep in mijn hart een heleboel op aan te merken heb. Het spreekt voor zich dat ik me niet kwaad kan maken en dat verontschuldigingen aanbieden in zo’n geval neerkomt op schuld bekennen.

Maar wees gewaarschuwd, me vrij krijgen – in de eerste plaats vraag ik je daar niet om, aangezien ik ervan overtuigd ben dat die hele beschuldiging tenietgedaan zal worden.

Maar ik zeg je, me vrij krijgen, dat zal moeilijk voor je zijn. Als ik mijn verontwaardiging niet voor me hield, zou ik onmiddellijk voor een gevaarlijke gek gehouden worden. Laten we hopen en geduld hebben; trouwens, hevige emoties kunnen mijn toestand alleen maar verergeren.

Als je over een maand echter geen rechtstreeks bericht van me hebt, onderneem dan iets, maar zolang ik je schrijf, wacht ermee.

Daarom raad ik je bij dezen aan ze hun gang te laten gaan zonder je erin te mengen.

Wees gewaarschuwd dat dat de zaak wellicht ingewikkelder en lastiger zou maken.

Temeer daar je zult begrijpen dat ik, hoewel ik op het ogenblik absoluut kalm ben, door nieuwe emoties gemakkelijk weer in een toestand van overspannenheid terecht kan komen.

Zo zul je begrijpen hoezeer het voor mij een klap in het gezicht was toen ik hoorde dat er hier zoveel mensen waren die laf genoeg waren om zich met z’n allen te keren tegen één, en dan nog wel een zieke.

Goed. Dit ter kennisgeving; wat mijn geestelijke toestand betreft, ik ben zeer geschokt, maar ik krijg toch weer een zekere kalmte terug, waardoor ik me niet kwaad maak. Trouwens, nederigheid past mij na zoveel aanvallen achtereen te hebben doorgemaakt.

Ik blijf dus geduldig.

Het belangrijkste, dat kan ik je niet genoeg zeggen, is dat jij ook kalm blijft en dat jij in je zaken door niets wordt gestoord. Na je huwelijk kunnen we proberen duidelijkheid te krijgen in dit alles, en heus, laat mij ondertussen maar rustig hier. Ik ben ervan overtuigd dat de burgemeester evenals de commissaris eerder vrienden zijn en dat zij al het mogelijke zullen doen om alles op te lossen. Ik heb het hier, afgezien van de vrijheid, afgezien van heel wat zaken die ik anders zou wensen, niet al te slecht. Ik heb hun trouwens gezegd dat wij niet in staat waren de kosten te dragen. Ik kan niet kosteloos verhuizen; welnu, ik werk al 3 maanden niet en vergeet niet dat ik had kunnen werken als zij mij niet hadden gesard en dwars hadden gezeten.

Hoe gaat het met Moe en onze zuster? Omdat ik niets anders heb om me af te leiden – ze verbieden me zelfs het roken, wat aan de andere zieken wel is toegestaan – omdat ik niets anders te doen heb, denk ik de hele dag en de hele nacht lang aan al degenen die ik ken.

Wat een ellende – en dat alles als het ware voor niets.

Ik verhul niet dat ik liever dood was gegaan dan zoveel problemen te veroorzaken en te ondergaan. Wat wil je, lijden zonder klagen, dat is de enige les die je in dit leven moet leren.

Als ik bij dit alles mijn taak als schilder weer moet opvatten, heb ik natuurlijk mijn atelier, het meubilair nodig dat wij zeker niet in staat zijn te vervangen als we het zouden kwijtraken.

Je weet dat mijn werk niet toelaat dat ik opnieuw genoodzaakt word in een hotel te leven, ik moet een vast pied-à-terre hebben. Als die lui hier mij aanklagen, dan klaag ik hen aan, en ze hoeven me alleen maar schadevergoeding in der minne te geven, enfin, ze hoeven maar terug te geven wat ik door hun schuld en onwetendheid verlies.

Als ik, laten we zeggen, voorgoed krankzinnig zou worden – ik zeg bepaald niet dat dat onmogelijk is – dan zouden ze me in ieder geval anders moeten behandelen, me weer naar buiten moeten laten gaan, laten werken etc.

Dan zou ik me er echt bij neerleggen. Maar zover zijn we nog niet en als ik mijn rust had gehad, zou ik er al lang bovenop zijn geweest. Ze zeuren over wat ik heb gerookt en gedronken, goed.

Maar wat wil je, met al hun soberheid bezorgen ze me uiteindelijk alleen maar nieuwe ellende. Waarde broer, het beste is wellicht om de spot te drijven met onze kleine zorgen en ook een beetje met de grote zorgen van het menselijk leven. Draag het als een man en ga recht op je doel af. Wij kunstenaars in de hedendaagse maatschappij zijn maar gebroken kruiken. Wat zou ik je graag mijn doeken kunnen sturen, maar alles zit achter slot en grendel, met politie en bewakers. Haal me hier niet uit, het komt vanzelf wel goed – waarschuw echter Signac dat hij zich er niet in mengt, want hij zou zich in een wespennest steken – zolang ik niet opnieuw schrijf. In gedachten druk ik je heel hartelijk de hand, groeten aan je verloofde, aan Moe en aan onze zuster.


t. à t.
Vincent


Ik zal deze brief zo voorlezen aan mijnheer Rey, die er niet verantwoordelijk voor is, omdat hij zelf ziek was – ongetwijfeld zal hij zelf ook aan jou schrijven. Mijn huis is door de politie vergrendeld.


Ik herinner me vaag een aangetekende brief van jou, waarvoor ze me hebben laten tekenen, maar die ik niet heb willen aannemen, zo moeilijk deden ze over de ondertekening, en waarvan ik sindsdien niets meer vernomen heb.


Leg Bernard uit dat ik hem niet heb kunnen antwoorden, het is een heel gedoe om een brief te schrijven: het aantal formaliteiten is momenteel minstens even groot als in de gevangenis. Zeg hem dat hij Gauguin om raad vraagt, maar druk hem namens mij stevig de hand.


Nogmaals hartelijke groeten aan je verloofde en aan Bonger.


Ik had je liever nog niet geschreven uit angst je in verlegenheid te brengen of je lastig te vallen bij wat vóór alles moet gebeuren. Het komt wel goed, het is te dwaas om lang te kunnen duren.


Als je verhuist, adres s.v.p.


Ik had gehoopt dat mijnheer Rey me zou komen opzoeken zodat ik nog eens met hem had kunnen praten alvorens deze brief te versturen, maar hoewel ik heb laten weten dat ik hem verwachtte, is er niemand gekomen. Ik raad je nogmaals aan voorzichtig te zijn. Je weet wat het is om bij de burgerlijke autoriteiten te gaan klagen. Wacht op z’n minst tot je reis naar Holland.

Ik vrees zelf een beetje dat ik, als ik vrij naar buiten ga, mezelf niet altijd in de hand heb als ik word uitgedaagd of beledigd, welnu, dat kunnen ze tegen me gebruiken. Het is nu eenmaal zo dat ze een verzoekschrift aan de burgemeester hebben gericht. Ik heb ronduit gezegd dat ik geheel bereid was om bijvoorbeeld in het water te springen als dat die deugdzame heren voorgoed tevreden zou stellen, maar dat ik in ieder geval, al had ik mezelf inderdaad iets aangedaan, die mensen niets had aangedaan etc. Moed houden dus, hoewel de moed me soms ontbreekt. Jouw komst zou de zaak op het ogenblik echt te veel overhaasten. Ik ga verhuizen, als ik er de mogelijkheid toe zie natuurlijk.

Ik hoop dat deze brief je in goede orde bereikt. Laten we nergens bang voor zijn, ik ben op dit moment tamelijk rustig. Laat ze hun gang maar gaan. Je doet er wellicht goed aan nog eens te schrijven. Maar voor het ogenblik verder niets. Als ik geduldig blijf, kan dat me alleen maar wapenen om niet zoveel gevaar te lopen opnieuw een aanval te krijgen. Natuurlijk is het voor mij, die werkelijk mijn best heb gedaan om bevriend te zijn met de mensen en die er niet op bedacht was, een zware slag geweest.

Waarde broer, tot spoedig, hoop ik; wees niet ongerust. Het is wellicht een soort van quarantaine waarin ze me houden. Wat weet ik ervan?