Aan Theo van Gogh

Waarde Theo,


Hartelijk dank voor je brief en voor het biljet van 50 francs dat erin zat. Het ziet er niet rooskleurig uit dat de pijn in je been weer teruggekomen is – mijn God – voor jou zou het ook mogelijk moeten zijn om in het Zuiden te leven, want ik denk altijd dat wij als betrouwbaarste remedie én zon én mooi weer én blauwe lucht nodig hebben. Het weer hier blijft mooi en als het altijd zo was, zou het beter zijn dan het paradijs der schilders, dan zou het helemaal Japan zijn. Wat denk ik veel aan jou en aan Gauguin en aan Bernard, altijd en overal! Zo mooi is het en zo graag zou ik willen dat iedereen hier was.

Hierbij ingesloten een krabbeltje van een doek van 30 vierkant – eindelijk dan de sterrenhemel, ’s nachts onder een gaslantaarn geschilderd. De lucht is groenblauw, het water is koningsblauw, de grond paars. De stad is blauw en violet. Het gaslicht is geel en de weerschijn ervan is goudrood, afnemend tot bronsgroen. Op het groenblauwe vlak van de lucht krijgt de Grote Beer een groene en roze schittering, waarvan de zachte bleekheid contrasteert met het harde goud van het gaslicht.

Twee gekleurde figuurtjes van geliefden op de voorgrond.

Eveneens een krabbel van een doek van 30 vierkant, dat het huis en zijn omgeving voorstelt onder een zwavelkleurige zon, onder een lucht van zuiver kobalt. Het motief is zo moeilijk! Maar juist daarom wil ik het onder de knie krijgen. Want het is ontzagwekkend, die gele huizen in de zon en dan de onvergelijkelijke helderheid van het blauw.

Ook de hele grond is geel. Ik zal je er nog een betere tekening van sturen dan deze uit het hoofd gemaakte krabbel; het huis links is roze met groene luiken, dat in de schaduw van een boom, dat is het restaurant waar ik elke dag ga eten. Mijn vriend, de postbode, woont aan het einde van de straat links, tussen de twee spoorbruggen.

Het nachtcafé dat ik heb geschilderd, staat niet op het schilderij, het ligt links van het restaurant.

Milliet vindt het vreselijk, maar ik hoef je niet te vertellen dat, als hij zegt het onbegrijpelijk te vinden dat je er plezier in hebt om zo’n alledaagse kruidenierswinkel te schilderen en zulke rechttoe, rechtaan huizen zonder enige charme, dat ik dan bij mezelf denk dat Zola aan het begin van L’assommoir een bepaalde boulevard heeft beschreven en Flaubert aan het begin van Bouvard et Pécuchet een hoek van de quai de la Villette in de volle hitte, die lang niet slecht zijn. En het doet me goed om iets moeilijks te maken. Dat neemt niet weg dat ik een verschrikkelijke behoefte heb aan, zal ik het woord maar uitspreken – aan religie – dus ga ik ’s nachts naar buiten om de sterren te schilderen en ik droom nog altijd van zo’n schilderij met een groep levende figuren van de vrienden.

Nu heb ik een brief van Gauguin die een erg trieste indruk maakt en zegt dat hij zeker komt zodra hij iets heeft verkocht, maar zich nog altijd niet uitspreekt over de vraag of hij, in geval hij zijn reis betaald zou krijgen, eenvoudigweg bereid zou zijn daar zijn zaakjes te regelen. Hij zegt dat de mensen waar hij woont fantastisch voor hem zijn geweest en dat het een slechte daad zou zijn om zo bij ze weg te gaan. Maar dat ik hem zout in zijn wonden strooi als ik dacht dat hij niet onmiddellijk zou komen als hij kon. Dat hij er trouwens tevreden mee zou zijn als jij de schilderijen tegen een lage prijs kon verkopen. Ik zal je zijn brief met het antwoord sturen.

Natuurlijk zou door zijn komst het belang van deze onderneming om in het Zuiden te schilderen met 100 procent toenemen. En als hij eenmaal hier is, zie ik hem zo gauw nog niet vertrekken, want ik denk dat hij hier wel zou aarden.

En ik zeg steeds bij mezelf dat wat jij privé doet, uiteindelijk met zijn medewerking een serieuzere zaak zou worden dan met mijn werk alleen; zonder verhoging van de uitgaven zul je er meer voldoening van hebben.

Later, als je misschien ooit voor eigen rekening met de impressionistische schilderijen werkt, hoeven we alleen maar voort te zetten en uit te breiden wat nu al bestaat. Ten slotte heeft Gauguin het erover dat Laval iemand gevonden heeft die hem 150 francs per maand zal geven, op z’n minst voor een jaar, en dat Laval in februari misschien ook komt. En omdat ik aan Bernard had geschreven dat ik dacht dat hij in het Zuiden niet zou kunnen leven van minder dan 3,50 of 4 francs per dag, alleen al voor onderdak en eten, zegt hij dat hij denkt dat we voor 200 francs per maand eten en onderdak voor alle drie zouden hebben, wat trouwens niet onmogelijk is als we in het atelier wonen en eten.

Die benedictijn zal wel heel interessant geweest zijn. Wat zal volgens hem de godsdienst van de toekomst worden? Waarschijnlijk zou hij zeggen: nog steeds dezelfde als vroeger. Victor Hugo zegt: God is een vuurtoren met onderbroken lichtsignaal, en ongetwijfeld zitten we nu dus midden in een verduistering.

Ik zou alleen willen dat men erin slaagde ons iets voor te houden wat ons geruststelt en troost, zodat we op konden houden met ons schuldig of ongelukkig te voelen en we zo, zoals we zijn, verder konden gaan zonder te verdwalen in de eenzaamheid of het niets, en zonder bij elke stap bang te hoeven zijn voor of nerveus rekening te moeten houden met het kwaad dat we anderen ongewild zouden kunnen berokkenen.

Die merkwaardige Giotto, in wiens biografie wordt gezegd dat hij altijd ziekelijk was en altijd vol vuur en ideeën zat. Kijk, ik zou willen dat ik die zekerheid kon bereiken die ervoor zorgt dat je onder alle omstandigheden gelukkig, vrolijk en levendig bent. Dat gaat op het platteland of in een kleine stad veel beter dan in die hel van Parijs.

Het zou me niet verbazen als je de Sterrennacht en de Geploegde akkers mooi zou vinden – die zijn rustiger dan andere doeken. Als het werk altijd zo vlotte, zou ik me minder zorgen maken om het geld, want de mensen zouden er gemakkelijker op afkomen als de techniek harmonieuzer zou blijven. Maar die verdomde mistral is erg hinderlijk als je penseelstreken wilt die samenhang hebben en die zich met gevoel verstrengelen als muziek die met gevoel wordt gespeeld.

Bij dit rustige weer laat ik me gaan en hoef ik minder te vechten tegen onmogelijkheden.

De zending van Tanguy is gearriveerd en ik dank je er heel, heel hartelijk voor, want zo hoop ik tijdens de herfst iets te kunnen maken voor de volgende tentoonstelling. Wat nu het meest dringend is, dat is 5 of zelfs 10 meter doek. Ik schrijf je nog wel en zal je de brief van Gauguin met het antwoord sturen. Heel interessant wat je zegt over Maurin; met 40 francs zijn zijn tekeningen inderdaad niet duur. Steeds meer vind ik dat je erin moet geloven dat de ware en goede schilderijenhandel een kwestie is van je te laten leiden door je smaak, door wat je van het bestuderen van de meesters hebt geleerd, kortom, door je geloof. Het is niet gemakkelijker, daar ben ik van overtuigd, een goed schilderij te maken dan een diamant of een parel te vinden, dat kost moeite en als handelaar of als kunstenaar zet je daarbij je leven op het spel. Dus als je eenmaal goede edelstenen hebt, moet je ook niet meer aan jezelf twijfelen en vastberaden een bepaalde prijs ervoor aanhouden.

Ondertussen echter.... Maar toch moedigt die gedachte me aan tot werken, al lijd ik er natuurlijk toch onder dat ik geld moet uitgeven. Maar te midden van dat leed is dat idee van de parel bij me opgekomen en het zou me niet verbazen als het jou in momenten van ontmoediging ook goed zou doen. Er zijn niet meer goede schilderijen dan diamanten.

En handelen in goede edelstenen heeft helemaal niets oneerlijks. Je kunt in jezelf geloven als je ziet dat hetgeen je verkoopt, goed is. Nu, als de mensen toch van stras houden, staat dat hen vrij en, goed, omdat ze ernaar vragen kun je het in voorraad hebben.

Maar dat is niet genoeg om het gevoel te hebben dat je jezelf bent – met goede schilderijen daarentegen kun je voelen dat je jezelf bent en vastberaden zijn, want het is een totale vergissing te denken dat er zoveel van zouden zijn als je maar wilt. Misschien druk ik me niet goed uit, maar ik heb er de afgelopen dagen veel over nagedacht en wat de zaak Gauguin betreft mijn rust hervonden.

Al die Gauguins zijn goede edelstenen en laat ons ronduit de verkopers van de Gauguins zijn.

Milliet doet je de hartelijke groeten, ik heb nu zijn portret met de rode kepie tegen een smaragdgroene achtergrond en op die achtergrond het wapen van zijn regiment, de maansikkel en een vijfpuntige ster.

Hartelijke handdruk en tot spoedig en veel dank en ik hoop dat je klachten niet lang duren. Heb je nogmaals een dokter geraadpleegd? Neem je gezondheid in acht want lichamelijke klachten zijn zo vreselijk.


t. à t.
Vincent